WANT ER KOMEN ANDERE TIJDEN
Er zijn liedjesschrijvers die bij elke opdracht als een kameleon van kleur verschieten. Er zijn er die als dooie vis meedrijven op het wisse-lende getij van de populariteit en er zijn er ook die lijken te verdwijnen achter hun schrijverij. Lennaert Nijgh echter is er een die herkenbaar en zichzelf is gebleven in zijn werk. Of hij nou voor Boudewijn de Groot schreef, voor Cobi Schreijer, Astrid Nijgh, Rob de Nijs, Liesbeth List of voor Jasperina de Jong, altijd was Lennaert Nijgh zelf in het werk te horen.
Zijn tekst was altijd een uiting van iemand die niet tot de kern van de maatschappij wilde behoren, maar aan de rand of erbuiten wil-de staan. Het leven dat Lennaert Nijgh in zijn liedjes beschrijft, is vaak een kunstmatig, literair leven, desnoods uit een ander tijdperk. Zijn liefdesliedjes gaan meestal over niet-geslaagde liefdes en typerend is ook de fascinatie voor de zelfkant, voor randfiguren, kroegen en hoeren.
Hij liet zich inspireren door historische literaire vormen als rederijkers balladen, het zeemanslied en het volkslied. Weinig hedendaagse liedjesschrijvers hebben hun werk zo vaak in het verleden laten spelen als Lennaert Nijgh, weinig hit schrijvers hebben in hun teksten zo dikwijls gerefereerd aan culturele iconen: Jeroen Bosch, Leonardo, Malle Babbe, Papageno, Medea, Cees Dam, Mozart, Freud, Tacitus, zomaar wat namen uit zijn liedjes die door het hele volk meegezongen zijn.
Verbazingwekkend. Lennaert Nijgh leverde het bewijs dat een lied niet simpel hoeft te zijn om een hit te worden. De gemoedsgesteldheid die uit de liedjes van Nijgh naar voren komt is die van een grote onrust. Zwerven, weggaan, terugkomen, verlangen naar een meestal onbereikbare geliefde. Het is het gevoel dat de Portugezen stoppen in de fado en dat saudade genoemd wordt. Slauerhoff dichtte erover en Lennaert Nijgh schreef er zijn liedjes over. In zijn liefdesliedjes is er vaker sprake van hunkering, verlangen, verlies, herinnering en opnieuw verlangen dan van een gezellige, vlotte en geslaagde relatie. De schrijver voelt zich een vreemde. In zijn werk is hij niet bezig met het hier en nu, het geluk ligt namelijk elders.
Al vroeg in zijn werk komt die gedachte naar voren, het mooist uitgedrukt in de inmiddels klassieke regels: ‘Het gras zal altijd groener zijn / aan de andere kant van de heuvels.’ En als het geluk niet op een andere plek te vinden zal zijn, dan is het wel in een andere tijd te vinden. Volgens Boudewijn de Groot is de regel ‘Want er komen andere tijden’ een kernregel uit het werk van Nijgh, een regel die verwijst naar een betere toekomst. Het geluk komt morgen en ligt meestal ergens voor je uit en daarom wordt er ook zoveel op weg gegaan, gezworven en gevaren in de liederen van Lennaert Nijgh. Maar de schrijver weet ook wel dat dat geluk onbereikbaar blijft: ‘Zo kwam ik steeds weer aan een schutting met daarachter weer een ander paradijs’ schreef hij en: ‘ik behoorde immer tot die groep van mensen voor wie ’t geluk toch altijd harder liep’.
Als het geluk niet elders te vinden is, dan is het misschien wel in jezelf te vinden. Lennaert Nijgh is niet bang geweest om de menselijke ervaringen wat op te rekken door middel van drank, drugs en andere roesverwekkers. Hij beschreef dan een andere realiteit in nogal experimentele teksten die het nuchtere begripsvermogen te boven gingen.
Het zegt echter niets over de toegankelijkheid ervan, want een moeilijke, expressionistische tekst als ‘Pastorale’ werd in 1999 door radioluisteraars gekozen tot het beste Nederlandstalige lied. Er is geen Nederlandse liedjesschrijver geweest die het populaire lied zo ver weg van de alledaagsheid wist te brengen als Lennaert Nijgh. Het vroege werk van Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot was typisch voor de jaren zestig. Ze behoorden tot de protestgeneratie van de babyboomers die zich afzetten tegen de normen en waarden van hun in de sobere crisisjaren en de angstige oorlogsjaren opgegroeide ouders. Ze waren voorname vertegenwoordigers van de jongerencultuur. Ze behoorden zelf tot de subcultuur van de ‘pleiners’, de rebelse en kunstzinnige non-conformisten en ze vonden hun grootste publiek bij studenten en vooral koopkrachtige tieners.
Lennaert Nijgh was een jongen uit het welvarende Heemstede die al in 1957 met Boudewijn de Groot had samengewerkt in een schoolrevue. Ze frequenteerden de Haarlemse Waagtaveerne van Cobi Schreijer, waar nationale en internationale folk artiesten optraden. Ze wilden naar de film academie, maar hun opleiding daar werd verstoord door het plotselinge succes van het lied ‘Meisje van zestien’, dat in het najaar van 1965 op de hitlijsten verscheen, en vooral door de eerste lp van Boudewijn de Groot, waarvoor Lennaert de teksten had geschreven – waaronder de protestsong ‘Welterusten, meneer de president!’ die in de toptien terechtkwam. Daarna maakten ze de plaat Voor de overlevenden, een liederencyclus die opgedragen was aan een onbereikbare geliefde. Het werd artistiek en commercieel een hoogtepunt. Hun lied ‘Het land van Maas en Waal’ stond achttien weken op de hitparade en was hun eerste en enige nummer-1-hit. Tot dusver waren ze geïnspireerd door het Franse chanson en door folkzangers als Bob Dylan, maar toen The Beatles met het baanbrekende album Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band kwamen, gaven Nijgh, De Groot en arrangeur Bert Paige het Nederlandse antwoord met de psychedelische lp Picknick / Tuin der lusten. Ze droomden samen weg in de flowerpower tijd en een wazige, psychedelische periode brak aan. Er ontstond een verwijdering met Boudewijn de Groot die in een identiteitscrisis zat. In 1968 trouwde Lennaert Nijgh met Astrid, die hem opnieuw tot liedjes zou inspireren.
De onderwerpen waar Nijgh en De Groot zich in hun liedjes over uitlieten waren de thema’s waar het in die jaren bij hun generatie over ging: slechte relatie met ouders, weglopen van huis, samenwonen, seks voor het huwelijk, drugs, pacifisme, de burgerlijkheid proberen te ontlopen. De inzet van de generatiestrijd die gaande was, was vrijheid, een culturele vrijheid in kleding, haardracht, muziek en gedrag. Daarvoor werden de waarden van het bestaande gezag aangevallen en alternatieven aangedragen. De populaire cultuur was een belangrijk strijdperk; in het lied van die dagen klonken idealisme, romantiek en protest en Nijgh en De Groot waren er de herauten van.
In hun liefdesliedjes bijvoorbeeld klinken heel andere idealen dan tot voorheen. Dominant waren tot dan toe liedjes waarin steevast de kerk of het stadhuis opdook als doel van de liefde. Nieuw bij Lennaert Nijgh was dat alleen het moment van genot bezongen wordt, de liefdes van een nacht, dat ervan uitgegaan wordt dat andere liefdes zullen volgen. Ze spelen zich heel vaak om en in bed af, zonder dat daar een huwelijk aan te pas is gekomen. De liefde wordt voorgesteld als een tijdelijk moment van geluk dat nagejaagd wordt, even daar is en weer verloren gaat. Het lied is er om de liefde te laten duren; in de werkelijkheid gaat ze verloren, maar in de verbeelding kan ze nog even blijven bestaan want, zoals Nijgh schreef: ‘wat in mijn verbeelding is, dat bestaat in werkelijkheid’.
In de tweede periode van Nijghs schrijverschap werd hij een gevraagde beroeps tekstschrijver. Op verzoek van Cobi Schreijer schreef hij een aantal mooie liedjes over hun geliefde Haarlem, de ambitieuze televisieregisseur Rob Touber gaf hem opdrachten voor liedjes voor Jenny Arean, Adèle Bloemendaal en anderen en hij begon met het schrijven en vertalen van musicals. De hernieuwde samenwerking met Boudewijn de Groot leidde tot een hele serie succesvolle liederen voor Rob de Nijs. Er verschenen weer liedjes van Lennaert Nijgh in de toptien: ‘Ik doe wat ik doe’ door Astrid Nijgh, ‘Zuster Ursula’ en ‘Malle Babbe’ voor Rob de Nijs. Nijgh werkte mee aan het album Hoe sterk is de eenzame fietser van Boudewijn. Voor Jasperina de Jong schreef hij de musical De engel van Amsterdam en de show Jasperien & Jozefien, maar het echte satirische cabaret en de discipline die Jasperina vroeg bleken niet zijn sterkste punt te zijn.
De oud-strijders van de jaren zestig begonnen aan de lange mars door de instituties en werden minister, hoofdredacteur of voorzitter van iets. Anderen bogen voor het huwelijk, de hypotheek en de buitenwijk en behielden zoete herinneringen aan vuur, strijd en solidariteit. Er waren er ook die de idealen van de jaren zestig nooit ontrouw werden en bleven hangen in de cultuur die ze zelf vormgegeven hadden. Ook Lennaert Nijgh heeft nooit een baan aan de wal genomen, is een randfiguur gebleven die het liefst aan boord van zijn schip mijmert over hoe het geluk bereikt moet worden. In zijn latere liedjes klonk aanvankelijk nog de eeuwige rebel en de teleurgestelde minnaar door, maar steeds vaker is er sprake van eenzaamheid en onvervuld verlangen in het heden, een terugkijken in nostalgie en een vooruitkijken naar de ouderdom in een niet al te ver verschiet.
De samenwerking met Boudewijn de Groot is gebleven, zij het met tussenpozen. Eind jaren zeventig en begin jaren tachtig leek het gedaan te zijn met het schrijverschap van Lennaert Nijgh; er kwamen nog enkele projecten die niet allemaal even succesvol waren: een plaat voor de ex-Fungus zanger Fred Piek en een voor de groep Flairck en de musical Ik Jan Cremer die failliet ging. Maar voor Rob de Nijs schreef hij in 1985 ‘Alles wat ademt’, dat zelfs op de tweede plaats van de hitparade uitkwam. Zijn schrijverschap en zijn discipline kregen een nieuwe impuls doordat deze ras-Haarlemmer in 1986 columnist werd van het Haarlems Dagblad. Op een liefdevolle en geestige manier beschrijft hij daarin zijn vooral nachtelijke avonturen in die stad. Maar ook voor de liedkunst lijkt Nijgh nog niet verloren, want de cd die Boudewijn de Groot in 1996 maakte, Een nieuwe herfst, had net zo goed Een nieuwe bloei mogen heten.
Jacques Klöters, 2000
Nawoord
Bovenstaande tekst van Jacques Klöters is het voorwoord voor ‘Ik doe wat ik doe’, een boek in de serie Pluche samengesteld door Kick van der Veer met meer dan honderdtachtig teksten van Lennaert Nijgh. Het boek kwam uit in het jaar 2000.
Lennaert overleed op 28 november 2002, op 57-jarige leeftijd.
Hieronder volgen in chronologische volgorde de gebeurtenissen na het verschijnen van dit boek tot aan Lennaert’s dood en daarna.
juli 1997
Lennaert is ernstig ziek en verblijft wekenlang in het ziekenhuis
mei 1998
De opnamen van Cobi Schreiers afscheids-cd Klein ritueel gaan van start
maart 1999
Lennaerts boek Met Open Mond over 150 jaar A.J. van der Pigge verschijnt
april 1999
Lennaert wordt genomineerd voor de Olifant, de lezersprijs van Haarlems Dagblad voor kunst& cultuur
april 1999
Lennaert zegt bezig te zijn met een novelle (werktitel: De mooie hel)
30 april 1999
Samen met Boudewijn verheven tot Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw
juli 1999
Lennaert kondigt in een interview aan dat er een roman zit aan te komen
januari 2000
Lennaert eindig als tiende en hoogste nog levende Haarlemmer in de verkiezing Haarlemmer van de eeuw
3 april 2000
Hommage aan Lennaert Nijgh op Amsterdams Kleinkunst festival
september 2000
De bundel Ik doe wat ik doe verschijnt (incl. heruitgave De Razende Bol en aparte dubbel-cd)
oktober 2000
Lennaert schrijft op verzoek van Jaap Pop een inleiding voor het fotoboek Haarlems Licht
juni 2000
De moeder van Lennaert overlijdt.
december 2000
De vader van Lennaert overlijdt.
herfst 2001
Lennaert werkt in stilte aan teksten voor de nieuwe cd van Boudewijn.
12 november 2002
Lennaerts kat Meneer overlijdt.
14 november 2002
Lennaert wordt opgenomen in Elisabeth Gasthuis Haarlem.
28 november 2002
Lennaert Nijgh overlijdt.
5 december 2002
Begrafenis Lennaert Nijgh in Heemstede.
2004
De geschreven nalatenschap van Lennaert Nijgh wordt ondergebracht bij het Letterkundig Museum in Den Haag. Boudewijn de Groot en zijn vrouw Anja Bak schenken films van Nijgh aan het Filmmuseum. Onder de films o.a. 8mm-opnamen, Vox Humana (1966), De Aanslag (8mm, 1963) en beelden en geluidsmateriaal van de verloren gewaande speelfilm Een Vreemde Vogel uit 1967 met naast De Groot ook rollen voor Martine Bijl, Jan Blokker en Ramses Shaffy.
2005
Op 14 januari verschijnt het door Leonardo Amuedo geproduceerde album Verdronken Vlinder: Josee Koning Zingt Lennaert Nijgh. De tekst voor het nummer De Rover is speciaal door Nijgh voor zijn echtgenote Josee Koning geschreven.
2005
Boudewijn staat op nummer 1 in de Top 2000 met het nummer Avond. Een unicum in de Nederlandse popgeschiedenis.
2013
Op 26 en 27 januari vindt het Lennaert Nijgh festival plaats in Haarlem . Boudewijn de Groot opent het festival in de Philharmonie. Verder zijn er bijdragen van Yorick van Norden, Niels Geusebroek, Elly & Rikkert, Jan-Paul van Spaendonck, Peter Koelewijn, Marcel de Groot, Jim de Groot, Astrid Nijgh, Josee Koning, Vera Beths, Tony Roos, Herman Érbe en Frédérique Spigt.
2014
Buma Cultuur roept de Lennaert Nijgh Prijs in het leven. De prijs zal jaarlijks worden uitgereikt aan tekstdichters die met hun oeuvre een stempel hebben gedrukt op de Nederlandse muziekgeschiedenis.
2017
15 jaar na Lennaerts dood gaat de tour ‘Een tip van de sluier’ van start, een theater concert met bekend, minder bekend en bekend werk van Nijgh. De solisten zijn Jim de Groot, Sjors van der Panne, Izaline Calister en Josee Koning.
2018
In januari verschijnt de cd Verloren en Gevonden, Josee Koning zingt Lennaert Nijgh. 14 teksten uit de archieven, voorzien van nieuwe muziek door oa. Herman van Veen, Han Kooreneef, Peter Slager en Frank Boeijen – allen Buma cultuur prijswinnaars.
2020
In het jaar dat Lennaert Nijgh 75 jaar zou zijn geworden, gaat een nieuw theater concert van start: ‘Testament – Lennaert Nijgh 75 jaar’. Lennaert Nijgh (1945-2002) maakte naam als tekstdichter maar schreef ook musicals, verhalen, boeken en columns. Lennaert liet een indrukwekkende literaire erfenis na. Hij zou 75 jaar zijn geworden op 29 januari 2020.
Josee (twaalf jaar getrouwd met Nijgh) en Jim (zoon van Boudewijn de Groot en opgegroeid met Nijgh) zingen in Testament hun favoriete teksten, halen herinneringen op en vertellen over hun speciale band met Lennaert. Bovendien ontvangen ze elke voorstelling een bijzondere gast die Lennaert heeft gekend of door hem is geïnspireerd. Jim de Groot en Josee Koning herdenken Lennaert beiden op een heel eigen manier. Jim fel en provocerend, Josee liefdevol en kwetsbaar. Het contrast tussen deze twee artiesten, die elkaar vinden in hun liefde voor Nijgh en muziek, maakt van Testament een persoonlijke, ontroerende en spannende voorstelling.